Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], . Weet gij, wanneer God over [41]dezelve [42]orde stelt, en het [43]licht Zijner wolk laat schijnen? 41. Te weten, wolken. Anders, wonderen. 42. Te weten, om door dezelve te werken; of, op die [zijn hart] stelt; dat is, achtgeeft, met een voornemen, om door dezelve zijn weldaden te bewijzen, of oordelen uit te voeren. 43. Dat is, den bliksem en het weerlicht, alzo boven, vs.3, en hfdst.36 vs.30. Hij wil zeggen, dewijl Job zodanige natuurlijke dingen ten volle niet kon begrijpen, dat hij nog veel minder den grond van Gods oordelen kon uitvinden.